Wat is coeliakie?

Wat is coeliakie (uitgesproken als seuliakie)?


Coeliakie, ook wel glutengevoelige enteropathie genoemd, is een complexe aandoening te wijten aan een permanent onvermogen gluten uit de voeding te verdragen. Gluten beschadigt het dunnedarmslijmvlies, zodat er een afvlakking ontstaat van de dunne darm, met slechte opname van voedingsstoffen, diarree, constipatie, groeiachterstand, vermoeidheid, … als gevolg.

Coeliakie kan zowel bij kinderen als bij volwassenen worden vastgesteld. De diagnose kan vermoed worden door een bloedonderzoek maar kan enkel met zekerheid gesteld worden door een dunnedarmbiopsie.

De behandeling van coeliakie omvat een strikt glutenvrij dieet, levenslang.

Diagnose

De diagnose kan gesteld worden door middel van een bloedafname en een dunnedarmbiopsie. Genetisch onderzoek kan helpen in geval van twijfel.

Bloedafname (bepaling van antistoffen in het bloed):

Via een bloedafname kan “gescreend” worden voor coeliakie. De interpretatie van het resultaat zal nooit gebeuren zonder ook rekening te houden met de aard en ernst van de klachten. Als er in het bloed antistoffen aanwezig zijn, is de diagnose niet met zekerheid vastgesteld. En ook al zijn in het bloed geen antistoffen te vinden, toch kan coeliakie niet volledig uitgesloten worden. De bepaling van antistoffen kan dus richtinggevend zijn om al of niet verder onderzoek te verrichten, maar zal vaak onvoldoende zijn om de diagnose met zekerheid te stellen. Bij klachten die wijzen in de richting van coeliakie is het verstandig een dunnedarmbiopsie te laten verrichten.

Anti-gliadine antistoffen: IgG en IgA (Ig = immunoglobuline)

Deze antistofbepaling is weinig gevoelig en weinig specifiek en bijgevolg niet geschikt om een goede diagnose te stellen. De bepaling is vaak vals positief (= de waarde is gestegen zonder dat sprake is van coeliakie). Deze bepaling kan wel nuttig zijn om na te kijken of het dieet goed opgevolgd wordt. Vermits 15% van de coeliakiepatiënten IgA deficiënt zijn (=ontbreken), kan men voor deze patiënten nog altijd een IgG meting uitvoeren (bij voorkeur echter de anti gedeamineerde gliadine IgG bepaling, zie verder).

Anti-endomesium antistoffen (EMA) zijn zeer gevoelige en zeer specifieke IgA antistoffen, maar bepaling is duur en niet in elk centrum beschikbaar.

Anti-transglutaminase type 2 IgA (TG2A, voorheen bekend als weefseltransglutaminase) : deze test heeft een vergelijkbare waarde als EMA bepaling, en is veel goedkoper. Bij de diagnose van coeliakie wordt in eerste instantie uitgegaan van de TG2A-titer.

Anti gedeamineerde gliadinepeptiden (anti DGPA IgA en IgG) : verdere studies zijn nodig om meer duidelijkheid te scheppen over het nut van het bepalen van DGPA bij de diagnose van coeliakie. Bij patiënten met IgA deficiëntie, is de antiDGPA IgG bepaling aangewezen.

Dunnedarmbiopsie:

De zekerheidsdiagnose van coeliakie wordt verkregen met een dunnedarmbiopsie. Hierbij wordt een stukje darmslijmvlies weggenomen voor verder onderzoek onder de microscoop, na fixeren en kleuren. Wanneer darmvlokken ontbreken of ernstig beschadigd zijn, wordt het vermoeden van coeliakie bevestigd. Toename van de witte bloedcellen in de oppervlakkige laag van de dunne darm, in combinatie met de klinische symptomen, wordt als een belangrijke factor gezien bij de diagnosestelling.

Voortschrijdend onderzoek heeft er echter toe geleid dat de ESPGHAN (European Society for Pediatric Gastroenterology, Hepatology and Nutrition) in 2012 nieuwe richtlijnen opstelde voor de diagnose van coeliakie bij kinderen en adolescenten(*). Volgens deze nieuwe richtlijnen is een dunnedarmbiopsie in sommige gevallen niet meer nodig om de diagnose van coeliakie te stellen. De dunnedarmbiopten kunnen volgens de nieuwe richtlijnen achterwege blijven bij kinderen die aan vier voorwaarden voldoen: bij coeliakie passende klachten, sterk verhoogde titer van TG2A (meer dan tien maal de bovengrens van normaal), een positieve EMA-test en een met coeliakie geassocieerd HLA-type.

Bij minder sterke stijging van TG2A, bij vage klachten en bij het onbekend zijn van het HLA type, is een dunnedarmbiopsie echter onmisbaar.

In België blijft een dunnedarmbiopsie echter noodzakelijk om een vergoeding voor glutenvrije voeding te kunnen verkrijgen via het RIZIV.

Is coeliakie erfelijk?

Erfelijkheid speelt bij coeliakie een rol maar in welke mate is nog niet bekend. Coeliakie is een multifactoriële aandoening die bepaald wordt door zowel genetische als omgevingsfactoren, in de eerste plaats gluten.

Coeliakie wordt niet overgedragen volgens de klassieke wetten van de erfelijkheid (meer bepaald dominant of recessief met respectieve overdrachtkans van 50 en 25%). Dit wordt eveneens bevestigd door tweelingenonderzoek dat aantoont dat wanneer één helft van een eeneiige tweeling coeliakie heeft, de andere helft van de tweeling in 86% van de gevallen ook coeliakie heeft. Bij twee-eiige tweelingen was dit in 20% van de tweelingen het geval.

Kinderen van ouders met coeliakie hebben niet altijd coeliakie en omgekeerd. Naaste familieleden van een coeliakiepatiënt lopen een groter risico om zelf ook coeliakie te hebben. Broers en zussen van een persoon met coeliakie hebben 5 tot 10% meer kans de aandoening te krijgen. Soms wordt dit, omdat ze slechts heel lichte klachten hebben, bij hen niet opgemerkt. Vrouwen hebben anderhalf à twee keer zoveel kans op coeliakie in vergelijking met mannen.

Ongeveer 90% van de patiënten met coeliakie is drager van DQ2, de overige patiënten zijn voor het overgrote deel drager van DQ8. In Europa is 30 à 40% van de populatie drager van DQ2 of DQ8. Slechts een minderheid van dragers zal in de loop van zijn of haar leven ook coeliakie ontwikkelen. Dit betekent dat HLA-typering niet nuttig is om de diagnose van coeliakie te stellen maar wel om te ziekte uit te sluiten: de kans dat iemand zonder DQ2 of DQ8 coeliakie heeft, is verwaarloosbaar. Bepaling van het HLA type wordt in België niet terugbetaald.

Verwante aandoeningen

Dermatitis herpetiformis (DH) is een ontstekingsziekte van de huid (dermatitis) met een herpesachtig karakter (herpetiformis). DH ontstaat door een overgevoeligheid aan gluten, wat verklaart waarom deze aandoening verwant is aan coeliakie. Het wordt ook wel "coeliakie van de huid" genoemd. De behandeling bestaat uit het volgen van een glutenvrij dieet en medicatie. De symptomen zijn intense branderigheid, stekend gevoel en jeuk ter hoogte van de ellebogen, knieën, schedel (hoofdhuid), billen en rug. Ook andere plaatsen van het lichaam kunnen aangetast zijn en de ernst kan variëren. DH uit zich in smalle clusters rode, jeukende bultjes. Diagnose van DH vereist zeker een huidbiopsie en soms een bloedtest. Eenmaal bevestigd, zal de behandeling levenslang gevolgd moeten worden. Het volgen van een glutenvrij dieet zal de hoeveelheid medicatie die dient genomen te worden doen afnemen, maar zal niet genezend zijn.

Glutensensitiviteit is een nieuwe erkende aandoening bestaande uit overgevoeligheid aan bepaalde componenten in tarwe of gluten, zonder dat er sprake is van coeliakie, dermatitis herpetiformis of tarweallergie. De aandoening komt meer voor bij vrouwen en bij jongvolwassenen. Er bestaat geen diagnostische test, wat het stellen van de diagnose bemoeilijkt. De diagnose wordt gesteld bij patiënten bij wie coeliakie of tarweallergie zijn uitgesloten. Toch reageren deze patiënten duidelijk op gluten en worden klachtenvrij bij het volgen van glutenvrij dieet. Deze mensen hebben geen dunnedarmschade en een normaal anti-weefsel transglutaminase. De symptomen zijn buikpijn, opgezette buik, veranderd stoelgangspatroon met vooral diarree in combinatie met algemene klachten zoals ijlhoofdigheid, hoofdpijn, spierpijn, vermoeidheid, gewichtsverlies, bloedarmoede. Ook bepaalde vormen van autisme worden hiermee in verband gebracht. Het onderliggend mechanisme achter glutensensitiviteit is nog niet volledig begrepen. Mogelijk is niet - coeliakie glutensensitiviteit toch een immuunstoornis verwant met coeliakie, gezien het ook gepaard gaat met toename van andere auto-immuunziekten en het voorkomen van antinucleaire antilichamen in correlatie met bepaalde HLA DQ2/DQ8 haplotypes. De behandeling bestaat uit het volgen van een glutenvrij dieet.

Kan coeliakie genezen?

Coeliakie is niet te genezen. Het is een aangeboren aandoening, die vroeg of laat vastgesteld kan worden. Als men de diagnose coeliakie gekregen heeft, dient men levenslang een strikt glutenvrij dieet te volgen.

Is er een vergoeding voor coeliakiepatiënten?

Ja, de mutualiteit voorziet een tegemoetkoming van 38 euro per maand. Zowel mensen met de diagnose 'coeliakie' als met 'dermatitis herpetiformis' komen hiervoor in aanmerking;

Om dit maandelijks forfait te ontvangen is het akkoord van de adviserend geneesheer vereist. Hiervoor moeten een ingevuld aanvraagformulier (C4) en een medisch attest opgesteld door een gastro-enteroloog, een dermatoloog, een internist of een pediater bezorgd worden aan de mutualiteit. Het verslag moet de resultaten van het bloedonderzoek en de darmbiopsie vermelden.

Een glutenvrij dieet mag niet opgestart worden vooraleer een dunnedarmbiopsie genomen is. Dankzij het glutenvrij dieet herstelt de dunnedarm zich, waardoor de diagnose coeliakie anders niet meer gesteld kan worden en men dus ook niet in aanmerking komt voor de maandelijkse vergoeding. Na goedkeuring door de adviserend geneesheer ontvangt men voor een periode van 24 maanden een machtiging voor het ontvangen van een vergoeding van 38 euro per maand.

Na twee jaar dient deze toelating hernieuwd te worden door formulier B4 in te vullen dat men ontvangt samen met de eerste goedkeuring. Dit formulier wordt ingevuld door de huisarts en de patiënt. Deze procedure wordt elke twee jaar herhaald. Het formulier B4 moet ook weer bij het ziekenfonds ingeleverd worden.

Mag je haver eten?

Haver is van nature glutenvrij. Tijdens de teelt, de oogst en de verdere verwerking ervan komt haver echter in contact met glutenbevattende granen. Daarom past enkel gecertificeerde glutenvrije haver binnen een glutenvrij dieet. Op de verpakking van deze haver staat het glutenvrij logo.

trooper

Sluiten